Jeugdhulp, zoals beschreven in de Jeugdwet, is hulp en zorg aan jongeren en hun ouders bij psychische, psychosociale en/of gedragsproblemen, een verstandelijke beperking van de jongere of opvoedingsproblemen van de ouders. Volgens de Jeugdwet, die geldt sinds 1 januari 2015, valt dit aanbod onder de gemeentelijke verantwoordelijkheid. (Nederlands Jeugdinstituut (NJI) 2020)
Jeugdhulp volop in de belangstelling
Het onderwerp Jeugdhulp staat de afgelopen jaren steeds meer in de maatschappelijke belangstelling. Vooral als het gaat om de financiële tekorten bij de gemeenten en dat laatste vind ik zeker nodig, echter dat de maatschappelijke aandacht zich alleen hierop dreigt te concentreren is jammer.
De vraag naar jeugdzorg is in twintig jaar tijd spectaculair gegroeid. Kreeg twintig jaar geleden 1 op de 27 kinderen jeugdhulp, inmiddels is dat 1 op de 8 terwijl het aantal jongeren volgen het Centraal Bureau voor de Statistiek in absolute aantallen niet noemenswaardig is gestegen.
Volgens het Nederlands Jeugdinstituut (november, 2019) zijn daarvoor verschillende verklaringen. Zo zorgen prestatiedruk en de hoge geluk norm ervoor dat gewone obstakels in het opgroeien en opvoeden een probleem worden waar kinderen en ouders professionele zorg bij vragen. Professionals lijken bij twijfel veiligheidshalve te kiezen voor de inzet van steeds zwaardere zorg.
Ik herken dat ook in de praktijk; professionals zijn erg betrokken bij de problematiek en willen gewoonweg niet het risico lopen dat de jongere door hun keuze voor lichtere (mogelijk passende) jeugdhulp niet de gewenste hulp krijgen. Zeker als het misgaat, voelt de professional zich aansprakelijk en verantwoordelijk hiervoor. Er is natuurlijk ook een keerzijde; onnodige dure jeugdhulp waar deze niet nodig was en waardoor de transformatie van zwaardere- naar lichtere jeugdhulp niet zo snel verloopt als word gehoopt.
Dat heeft ook de complexiteit zichtbaar gemaakt van – en de betrokkenheid op - het jeugdhulpvraagstuk. Er is ook sprake van een groot aantal jeugdhulpproblematieken en actoren zoals jeugdhulpaanbieders, ouders, hulpverleners, scholen, verwijzers (bijvoorbeeld huisartsen), gemeenten en het Rijk.
Op dit moment bestaat het gevaar dat de toename van de Jeugdhulp wordt weggezet als een abstract én financieel probleem van het zorgstelsel.
Maakbaarheid van geluk en versterken eigen kracht.
In de jeugdwet zijn meerdere, zogenaamde ‘transformatiedoelen’ benoemd waarvan ik er graag twee nader wil belichten:
1. Meer preventie, meer eigen verantwoordelijkheid, meer benutten van ‘eigen kracht’ en het sociale netwerk van kinderen en hun ouders.
2. Kinderen en jongeren naar vermogen mee laten doen, laten participeren. Daarom willen we normaliseren, ontzorgen en niet onnodig medicaliseren.
Ik ben van mening dat het ieders oprechte intentie is van de actoren in de jeugdhulp om de jeugdhulp kwalitatief goed en betaalbaar te houden echter dat wij als maatschappij meer kunnen inzetten op ‘normaliseren’ en ‘eigen verantwoordelijkheid’. Wij zouden onszelf daarom vaker de vraag kunnen stellen of wij alles onder jeugdhulp zouden moeten scharen. Laat ik een voorbeeld geven; als een jongere in de puberteit is dan wordt de rol als ouders nog belangrijker en ligt het voor de hand om de jongere als ouders – met hun sociaal netwerk zoals bijvoorbeeld familie - te begeleiden naar volwassenheid en dit als niet vanzelfsprekend neer te leggen bij een school, huisarts, een gemeente of jeugdhulpaanbieder.
Of als kinderen bijvoorbeeld in een supermarkt, bus of vliegtuig de boel bij elkaar schreeuwen bijvoorbeeld om aandacht te vragen, dan mag je als ouder best die aandacht geven óf een normatieve opvoedkundige opmerking maken; doe je het niet voor jezelf dan in elk geval voor jouw omgeving nietwaar? Ik zie in dit soort situaties dan veelal dat ouders liefdevol naar hun kinderen kijken zonder notie te nemen van het effect van het gedrag van hun kinderen op de omgeving; voor de korte- en lange termijn wel te verstaan….
Investeren in weerbaarheid en mentale veerkracht.
Niet alles is dus jeugdhulp, soms is het ook gewoon opvoeding waar je als ouders in moet investeren in het belang van jouw kind én de maatschappij. Ook als het gaat om de ‘maakbaarheid van geluk’. In het World Happiness Report 2019 (https://s3.amazonaws.com/happiness-report/2019/WHR19.pdf) neemt Nederland inmiddels de vijfde plek in van de 156 landen die zijn onderzocht en laat onder meer Duitsland, België en het Verenigd Koninkrijk achter zich.
De kunst is denk ik, om niet te streven naar de eerste plaats maar vooral stil te staan wat wij accepteren als geluk norm én of wij vinden dat tegenslag (en het mogelijk overwinnen daarvan) tot het leven behoort. Investeer meer in de mentale veerkracht! Michael Portzky (https://www.youtube.com/watch?time_continue=4&v=NwklSYFRNBQ&feature=emb_logo) neuropsycholoog heeft daar een mooi inzicht gevend boek over geschreven (Veerkracht, Michael Portzky, 1 december 2015) en recent een test voor jeugdhulpverleners ontwikkeld zodat zij problemen bij jongeren met deze test als vroegtijdig kunnen signaleren.
Het ziet ernaar uit dat onze jongeren dat niet altijd even goed meekrijgen ook gezien het groeiende aantal jongeren met een burn-out en ouders die meer investeren in dialogen met hun kinderen dan het meegeven van waarden en normen en grenzen stellen (‘wil Pietje van 15 dat mama en papa zijn kamer vandaag weer voor hem opruimen?’)? Daarnaast zijn veel ouders ook bezield met hun eigen geluk norm en dat gaat soms ten koste van de aandacht voor de kinderen.
Wij moeten ook niet vergeten dat deze generatie jongeren het overwegend zelf ook lastig vindt om grenzen te stellen blijkt uit onderzoek van Jennifer J. Deal, David J. Altman, Steven J. Rogelberg (2010). Zij vinden het lastig om elkaar te helpen bij het stellen van grenzen (denk bijvoorbeeld aan een goede werk/privé balans) met als gevolg dat de maatschappij – als deze trend zich doorzet – geconfronteerd wordt met een hogere schadelast op het gebied van gezondheidszorg en ziekteverzuim.
Ook is er sprake van een toename van zogenaamde ‘vechtscheidingen’ (1) waarvan de jongere de dupe is. Ook neemt het aantal ‘nieuwe’ jeugdhulpaanbieders toe dat klaarstaat om ouders en kinderen te helpen bij hun jeugdhulpvraagstuk; dat gebeurt niet altijd vanuit zorg maar ook vanuit het streven naar winst. Het is in mijn ogen geen uitzondering als een – weliswaar een kleine groep - jeugdhulpaanbieders hun diensten aanbieden bij de huisarts en bij de wijkteams van de gemeenten; er wordt dan zelfs met folders geflyerd….Een ontwikkeling die ook wordt gevolgd door onder meer de Nederlandse Zorgautoriteit en de Inspectie Gezondheidszorg.
Naar ‘nieuw ouderschap
Kwetsbare jongeren die jeugdhulp nodig hebben moeten die hulp krijgen, zéker als het gaat om de verstandelijk beperkte jongeren, jongeren met zware psychische en/of psychosociale gedrags- en opvoedproblemen. Te lange wachtlijsten in de Jeugdbeschermingsketen (Veilig Thuis, de Raad voor de Kinderbescherming, Jeugdbescherming en Jeugdreclassering) voor deze jongeren, die ook al vóór de decentralisaties van zorg, werk en jeugd naar de gemeenten per 2015 bestonden vind ik echt pijnlijk. Zeker omdat dit een probleem zoals eerder gesteld schreeuwt om een duurzame oplossing. Lees voor meer informatie het rapport van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en de Inspectie Justitie en Veiligheid. Het rapport dateert van november 2019 en heet Kwetsbare kinderen onvoldoende beschermd (https://www.igj.nl/documenten/rapporten/2019/11/08/kwetsbare-kinderen-onvoldoende-beschermd).
Veel collega’s in de jeugdhulp doen keihard hun best om te voldoen aan de toenemende vraag in een arbeidsmarkt waar krapte momenteel de boventoon voert. Zij verdienen een welverdiend groot compliment! Zeker voor de collega’s die werkzaam zijn in de jeugdbeschermingsketen waar - vanwege de zwaarte van de problematiek - het personeelsverloop erg hoog is. Hoe mooi zou het zijn als deze collega’s meer zouden kunnen rouleren met de collega’s bij jeugdhulpaanbieders en bijvoorbeeld de Jeugd en WMO (= Wet Maatschappelijke Ondersteuning) wijkteams? Hoe mooi zou het zijn als dit actief wordt gefaciliteerd? Op die manier wordt de zwaarte van het werk in de carriere als het ware in de sector verdeeld en wordt een bredere kijk op de problematiek vanuit het perspectief van de medewerkers bereikt. Ook blijft het werkveld dan aantrekkelijk en kan de ’vlucht’ van deze collega’s naar andere sectoren wellicht worden gekeerd. Vanuit diverse hogescholen, zoals de Haagse Hogeschool, wordt al actief nagedacht over het hierop aanpassen van de huidige opleidingscurricula.
Meer dan ooit tevoren moeten jeugdhulp professionals elke hulpvraag om op de juiste waarde weten te schatten. Dat vraagt bijvoorbeeld om andere gespreksvaardigheden en ook een meer normaliserende, houding naar ouders op hun eigen verantwoordelijkheid en de norm- én grenzen stellende rol naar hun kinderen. Ik kan u zeggen dat is een erg flinke uitdaging, zeker omdat de hulpvraag van het kind de hoogste prioriteit heeft. Dat vraagt ook van ouders, bij de minder complexe hulp- en opvoedvragen, dat zij actief helpen bij preventie door bijvoorbeeld het versterken van de mentale veerkracht bij hun kinderen vanuit hun eigen zorgrol en verantwoordelijkheid.
Geen pauzeknop.
Als ouder is het hard werken, je hebt daar is gewoonweg geen keuze in. Opvoeding zet je niet op ‘pauze’ door vanuit ‘onnodig medicaliseren’ aan te kloppen bij een gemeente, huisarts, school of jeugdhulpaanbieder. Tegenslagen horen bij het leven en het daarmee om kunnen gaan is een belangrijke competentie. Voor vele ouders vraagt dit een hernieuwde en kritische kijk op hun invulling van ouderschap. Als wij dit gesprek breder als maatschappelijk durven voeren komt er hopelijk meer tijd (en capaciteit) vrij voor de ouders en kinderen die de jeugdhulp écht nodig hebben en die te kwetsbaar zijn om problemen zelfstandig op te lossen. Dat is mijn droom.
Over Iwan Bean www.iwanbean.com (http://www.iwanbean.com)
Iwan was directeur Jeugd, Maatschappelijke Ondersteuning,
Onderwijszaken, Leerlingzaken en Regionale Samenwerking voor de Gemeente Den Haag.
Hij schreef bovenstaand artikel op persoonlijke titel schrijf en heeft bewust gekozen voor een uitdagende visie.
Iwan Bean MA, MBA heeft een eigen bedrijf in Leiderschapsontwikkeling en maakt daarnaast deel uit van het topmanagement van het Rijk. Hij houdt regelmatig lezingen over HRM thema´s. Iwan heeft zowel werkervaring in de private- als publieke sector. Momenteel werkt hij als topambtenaar bij één van de G4 gemeenten. Hij heeft een achtergrond in HRM Beleid en Innovatie en is een bevlogen spreker over zowel Leiderschap-, Strategie- als Innovatiethema’s. Hij is gedreven door persoonlijk leiderschap en wil graag voor anderen het verschil kunnen blijven maken. Iwan heeft 3 masters; Communicatiewetenschap (Universiteit van Amsterdam), Executive MBA Finance (Nyenrode) en een Executive MBA Business and IT (Nyenrode). Daarnaast is Iwan een gewaardeerd managementcoach en laat hij zich graag door anderen inspireren.
Lees ook de andere bijdragen van Iwan Bean aan de Ideebrief:
Leiderschapsontwikkeling 4.0 voor topmanagers (https://www.jeffgaspersz.nl/nw-23740-7-3689033/nieuws/leiderschapsontwikkeling_40_voor_topmanagers.html)
Innovatie zonder management (https://www.jeffgaspersz.nl/nw-23740-7-3629155/nieuws/innovatie_zonder_management_-_iwan_bean.html)
Bovenstaand artikel is de 4de blog in een blogreeks over Visies en Innovaties in de Zorg. Hier vindt u de vorige edities:
- Filosofie en samen soep maken - prof. dr. Gabriël Anthonio (https://www.jeffgaspersz.nl/nw-23740-7-3711288/nieuws/filosofie_en_samen_soep_maken_-_prof_dr_gabriel_anthonio.html)
- ASVZ Dialoogdiners: ‘Stap voor stap verbeteren’ - Drs. Wim Kos, Voorzitter Raad van Bestuur, ASVZ (https://www.jeffgaspersz.nl/nw-23740-7-3698047/nieuws/asvz_dialoogdiners_stap_voor_stap_verbeteren_-_wim_kos.html)
- Innovatie in zorginstellingen vraagt om verleiderschap - prof.dr. Jeff Gaspersz (https://www.jeffgaspersz.nl/nw-23740-7-3680836/nieuws/innovatie_in_zorginstellingen_vraagt_om_verleiderschap_-_profdr_jeff_gaspersz.html)
noot 1: Jaarlijks moeten zo’n 70.000 kinderen omgaan met de praktische, financiële en emotionele gevolgen van het feit dat hun ouders uit elkaar gaan. Ongeveer 80 procent van de scheidende ouders (al dan niet getrouwd) lukt het om afspraken te maken over de zorg voor hun kinderen, de verdeling van geld en goederen en eventuele alimentatie. In circa 20 procent van de gevallen lukt dit niet. Deze scheidingen kunnen zodanig uit de hand lopen dat gesproken wordt een vechtscheiding. Daarbij zijn ouders zo verbeten bezig met hun eigen strijd, dat ze de belangen van de kinderen nogal eens uit het oog verliezen. Vooral als de kinderen inzet zijn van strijd, is dat zeer schadelijk.